Somalië, Kismayo - 26 augustus 1993.

[...]

Ik ben moe, zeer moe.

De afgelopen dagen zijn de opdrachten veeleisend geweest. Hoe kan ik jou vertellen hoe vuil, vernield, stinkend en gevaarlijk het hier is? Hoe kan ik het onbeschrijfelijke beschrijven?

Slapen doen we als we kunnen. Overdag of 's nachts een uurtje of twee drie, wanneer de opdrachten het toelaten. Zoals voorzien gebeuren alle opdrachten op SECTIE-niveau. Dat wil zeggen dat ik een enorme last heb die op mij rust. Ik ben moe.

Ik voel geen enkele angst, da's zo raar.

We bewaken nu een warehouse. Deze gebouwen zijn uitgebrand, geplunderd en vuil. Ze liggen vol stront van de lokale bevolking die ze ook om die reden gebruiken.

Ik zie geen mannen werken, het zijn de vrouwen. 's Nachts staan hier mannen aan de poort om vrouwen en meisjes aan te bieden. De Somalische dag wordt gevuld met niets, hij wordt gesleten. Bijna alle jongemannen zijn drugsverslaafd.




Ik zie mensen gekleed in lompen aan de ene kant en mensen getooid in mooi linnen aan de andere kant. De verschillen tussen de mensen zijn hier zo groot! De Bantoe's, een onderdrukt volk, treft het hier zeer slecht.




Een paar weken geleden was het hier nog zeer onrustig. Nu is er vrede. Het akkoord dat werd gesloten wordt voorlopig gerespecteerd. Mensen komen terug op straat en de winkeltjes gaan open.

Het gebied waar we zitten is de streek rond de Djouba Vallei. Een zeer rijk gebied. Bij mijn 2de opdracht zijn we erdoor gereden. Prachtige natuur! Maar de Bantoe's, de sukkelaars, zijn een simpel landbouwvolk, ze zijn zeer vredelievend. Ze werken hard en als ze kunnen oogsten worden ze geplunderd.

De situatie blijft wel explosief. De mensen leven in een clanstructuur en zijn onverdraagzaam tegenover elkaar. Je moet er niet aan denken om in het gebied van een vreemde clan te gaan rondlopen.

Ik moet nog een nachtelijke patrouille rijden door Kismayo. Morgen om 06:00 moeten we opstaan om aan een volgende opdracht te beginnen.  Het is 03:00 's nachts.

Welterusten.

[...]