Somalië, Djilib - 23 Oktober 1993.

[...]

De weinige slaap, het slechte eten en de constante alertheid maken dat ik een beetje de kluts kwijt ben. Onze LT helpt mij om de dingen te relativeren. Ik vraag me steeds meer af "waarom".

We zijn gisteren onder het bevel gekomen van de "generaal Stark" uit de Blauwbloezen. Hij legt de lat hoog ivm tucht, kledij en etiketten. Maar eens in de field is alles goed om ons doel te bereiken.

We zitten in een rolsysteem. Vandaag ben ik van wacht (weeral) morgen en overmoren zijn we QRF!!! (Quick Reaction Force). Daarna vertrekken we naar Djilip. De streek rond de Djouba vallei is zeer explosief. Elke week wordt hier wel ergens een clanoorlog uitgevochten.

Djilib ligt 20KM hier vandaan. In vergelijking met Hoosingo een grote stad. Het stadbeeld is ironisch. Er staan stenen gebouwen uit het koloniale tijdperk met daarrond hutten. In hutten wordt gewoond. In de stenen gebouwen wordt gescheten.

...

DJILIB 05:00 's morgens.

Er was nog maar net een vredesverdag gesloten of er weerklonk geweervuur. Vreugdeschoten hete het eerst maar algauw bleek er een clanoorlog te ontstaan.

Aan de radiocommunicatie te horen begon de boel aardig uit de hand te lopen. Rond 07:00 vroeg "VICTOR CHARLIE" versterking van de pantservoertuigen.





Tegen de late namiddag begonnen de vluchtelingen onze kant uit te lopen. Vooral vrouwen, kinderen en bejaarden. Met een buidel sprokkelhout op hun rug geboden en enkele plastic tonnetjes in de hand. Ik zag kindjes zeulen met een groot pak kleren op hun rug.

Nu waren het "zij" die moesten vluchten. Volgende keer is het de andere clan.

Een tolk vertelde mij dat dit conflict tussen Somalies zo al jaren doorgaat. Een clanoorlog is eigenlijk iest heel dom. Of zoiets. De clan die won bezet nu de huizen die ze vorige keer hebben moeten verlaten. Ze plunderen de huizen van de overwonnen zoals zij zelf geplunderd werden.

De jonge mannen van de verliezende clan zijn de gasten die breed glimlachend met de handen zwaaiend in de lucht langs mij lopen. Zij hebben hun wapens in de stad begraven. Nadat ze hun wonden gelikt hebben zullen ze terugkeren. Ze lopen dan wat nonchalant doorheen de stad tot ze terug groot genoeg in aantal zijn.

...

De vluchtelingen liepen over een lange zandweg onze kant op. Na enkele uren viel het stil. Toen verschenen twee stipjes aan de horizon. Twee kleine stipjes.

Een meisje van ongeveer vijf en een jongetje. Gekleed in een jutte rok, blootvoets. Het meisje hield haar broertje stevig bij de hand. Haar haren golvend, niet krullend. Toen ze mij genaderd waren stopte ze. Zij ging voor haar broertje staan en keek me aan. Er kwam geen geluid uit.

Haar oogjes vertelde mij de waanzin waar iedereen om lacht. De Somalies, wij en de wereld. Ze durfde niet voorbij mij lopen. Ik zette een stap achteruit, een stap opzij en toen een stap in de richting van het vluchtelingenkamp. Ik gebaarde haar dat het "ok" was.

Wat was "ok"?

Voetje per voetje gingen ze verder. Zij met haar broertje dicht bij haar. Ik vergeet dit beeld nooit meer. Hier is de vrouw ondergeschikt, een ding. Mannen werken hier niet. Ze vechten om de kleinste dingen. Maar in dat moment sprak me iets aan. Ik zie hoe kwetsbaar, hoe beïnvloedbaar de volwassen mens kan worden. Hoe snel wij vervallen in een zucht van vernietiging.

Dit meisje beschermde haar broertje. Ik wilde hen ... vergeet het maar. Rond 18:00 was alles voorbij.

...

Door de aanhoudende clan-conflicten werd een avondklok ingesteld. Wie na zonsondergang nog rondliep mocht neergeschoten worden.

Wij stonden 's nachts op een zandweg die naar het dorp leidde. Rechts van ons tekende de bush zwart tegen een eindeloze sterrenhemel, links lag het dorp. Niemand die iemand verwachtte. Deze nacht zou zoals alle nachten gewoon voorbij gaan.



Toen zagen we iemand vanuit de bush naar het dorp lopen. Hij heeft "iets" vast! riep iemand. Wij opende het vuur. Wij mochten niet gaan kijken en vertrokken naar een volgende opdracht. 's Ochtends is een ander team gaan kijken. Hij bleek een Bantoe te zijn. Hij was dood, naast hem lag een vishengel. 

Dat konden wij niet weten. Het is zo moeilijk.

[...]